Dyslexie is een leerstoornis die vooral invloed heeft op het vermogen om nauwkeurig en vloeiend te lezen, spellen en soms schrijven. Het heeft niets te maken met intelligentie, maar met hoe het brein informatie verwerkt, vooral taal.
Mensen met dyslexie hebben bijvoorbeeld moeite met:
Dyslexie is erfelijk en komt vaak al op jonge leeftijd aan het licht, bijvoorbeeld bij het leren lezen in groep 3 of 4. Met de juiste begeleiding kunnen mensen met dyslexie goed functioneren op school en in het dagelijks leven.
Dyslexie ontstaat door een aangeboren verschil in de manier waarop het brein taal verwerkt, vooral geschreven taal. Het heeft een neurologische basis en is vaak erfelijk.
Bij mensen met dyslexie werken bepaalde hersengebieden die betrokken zijn bij taalverwerking (zoals het gebied van Broca en Wernicke) iets anders of minder efficiënt samen. Vooral de koppeling tussen klanken en letters (fonologisch bewustzijn) verloopt moeizamer.
Dyslexie komt vaak voor in families. Als een ouder dyslexie heeft, is de kans groter dat een kind het ook heeft. Genetische factoren spelen dus een grote rol.
Hoewel dyslexie niet ontstaat door opvoeding of onderwijs, kunnen een taalrijke omgeving en goede begeleiding wel helpen om de gevolgen te verminderen. Andersom kunnen kinderen met een lichte vorm van dyslexie ernstigere problemen ontwikkelen als ze geen goede begeleiding krijgen.
Dyslexie ontstaat niet ineens op een bepaalde leeftijd, maar wordt meestal pas zichtbaar als een kind leert lezen en schrijven — meestal rond groep 3-4. Vroege signalen zijn moeite met rijmen, klanken onderscheiden of het onthouden van woordjes.
Kortom: dyslexie is geen gevolg van luiheid, te weinig lezen of slechte opvoeding, maar van een verschil in de werking van het brein — vaak vanaf de geboorte aanwezig.
Een officiële diagnose wordt meestal gesteld op basis van deze testresultaten én het feit dat het probleem hardnekkig is, ondanks goede begeleiding.
Dyslexie is geen éénvormige stoornis; er zijn verschillende vormen, afhankelijk van welke taalverwerkingsprocessen moeilijk verlopen. Hier zijn de meest erkende types of vormen van dyslexie:
Sommige mensen hebben een mengvorm, bijvoorbeeld zowel fonologische als visuele kenmerken. De precieze indeling kan per deskundige of onderzoek model iets verschillen.
Hieronder een praktische gids waarmee je kunt inschatten welke vorm van dyslexie iemand mogelijk heeft — vooral gericht op kinderen in de basisschool of onderbouw van het voortgezet onderwijs.
Let op: dit is geen officiële diagnose, maar een hulpmiddel om signalen te herkennen. Bij twijfel is het altijd verstandig een gespecialiseerde orthopedagoog of psycholoog in te schakelen.
Vraag of observatie | Mogelijke vorm van dyslexie |
---|---|
Heeft je kind vooral moeite met klanken horen, rijmen, hakken/plakken van woorden? | Fonologische dyslexie |
Leest je kind woorden vaak letter voor letter, ook bekende woorden? | Fonologische dyslexie |
Maakt je kind fouten bij woorden die niet volgens de regels klinken (zoals ‘chaos’)? | Surface dyslexie (oppervlaktedyslexie) |
Leest je kind woorden fonetisch goed, maar herkent ze niet als geheel? | Surface dyslexie |
Verwisselt je kind woorden met een andere betekenis (bijv. “stoel” wordt “tafel”)? | Diepe dyslexie (zeldzaam, mogelijk complexer) |
Zegt je kind dat de letters bewegen, dansen of draaien op de pagina? | Visuele dyslexie / visuele stress |
Leest je kind redelijk goed, maar blijft het tempo altijd traag en gespannen? | Automatiseringsprobleem (komt vaak voor) |
Zijn er ook aandacht- of geheugenproblemen? | Mogelijk dyslexie + comorbiditeit (zoals ADHD) |
Top! Hier is een eenvoudige en praktische observatielijst om signalen van dyslexie (en de mogelijke vormen ervan) thuis of in de klas te herkennen. Je kunt de lijst afdrukken of invullen als hulpmiddel voor een gesprek met een leerkracht, intern begeleider of dyslexiespecialist.
Heeft moeite met rijmen (bijv. “kat – mat” herkennen)
Kan woorden niet goed in klanken splitsen (hakken/plakken)
Heeft moeite met het leren van letter-klankkoppelingen
Leest vaak spellend of letter voor letter
Schrijft woorden fonetisch, zoals “komeet” → “komet”
→ Als meerdere vakjes hier “Ja” zijn aangekruist, duidt dat op fonologische dyslexie.
Leest correcte klanken, maar herkent geen bekende woordbeelden
Heeft moeite met onregelmatige woorden (“chaos”, “bureau”)
Verwisselt vaak letters (zoals b/d, p/q of ui/ie)
Zegt dat tekst beweegt of moeilijk te zien is
→ Als vooral deze vakjes “Ja” zijn: mogelijk surface dyslexie of visuele stress.
Leest traag, zelfs bij bekende woorden
Heeft veel moeite met het onthouden van tafels, dagen, maanden
Moet blijven nadenken bij klanken of spellingregels
→ Veel “Ja”? Dan speelt waarschijnlijk een automatiseringsprobleem mee.
Komt dyslexie voor in de familie?
Is er sprake van faalangst of frustratie bij lezen of schrijven?
Is het verschil tussen mondelinge taal en schriftelijk niveau opvallend groot?
Eindoordeel (op basis van observatie):
🡒 Verdere screening/diagnostiek gewenst? Ja / Nee
🡒 Vermoedelijke dyslexievorm(en):
Vraag op school of er een dyslexieverklaring is ingediend – daarmee heb je vaak recht op extra tijd bij toetsen, gebruik van voorleessoftware, of aangepaste materialen.
Dyslexie gaat helaas niet “voorbij” — het is een blijvende leerstoornis. Maar: de gevolgen ervan kunnen wel sterk verminderen met goede begeleiding, strategieën en hulpmiddelen.
Wat er wél kan veranderen:
Dus: dyslexie gaat niet over, maar je kunt er prima mee leren omgaan – en veel mensen met dyslexie functioneren uitstekend in studie, werk en dagelijks leven.
Tip voor ouders en begeleiders: Help bij het plannen en vraag elke dag kort: “Wat heb je vandaag geoefend?” – korte check-ins helpen kinderen met overzicht en motivatie.
Dag | Activiteit | Tips |
Dag 1 (Maandag) | Start met planning en overzicht: Kijk samen naar het toetsmateriaal en maak een lijst van te leren onderwerpen. Begin met de moeilijkste onderwerpen. | – Verdeel de stof in kleinere stukjes. – Begin met een kort overzicht (max. 30 min.). |
Dag 2 (Dinsdag) | Lezen en samenvatten: Lees samen de teksten, laat voorlezen door een app of iemand anders, en maak samen een samenvatting in eigen woorden. | – Gebruik voorleessoftware zoals TextAid. – Maak een kortere samenvatting met de belangrijkste punten. |
Dag 3 (Woensdag) | Flashcards maken en oefenen: Maak flashcards van de belangrijkste feiten en termen. Oefen het stellen van vragen en antwoorden. | – Gebruik apps zoals Quizlet om digitale flashcards te maken. – Oefen mondeling met vragen stellen. |
Dag 4 (Donderdag) | Mindmaps en schema’s maken: Werk samen aan visuele schema’s of mindmaps van de leerstof. Dit helpt bij de structuur en het overzicht. | – Maak de mindmaps visueel aantrekkelijk en helder. – Gebruik kleur om belangrijke info te markeren. |
Dag 5 (Vrijdag) | Herhaling en oefeningen: Oefen met voorbeeldtoetsen of vragen, liefst mondeling. Zorg voor tijdige pauzes. | – Gebruik voorbeeldtoetsen die beschikbaar zijn (of stel zelf vragen). – Herhaal alleen de kern. |
Dag 6 (Zaterdag) | Test jezelf: Oefen met een “mini-toets” onder toetsomstandigheden (tijdsdruk, zonder hulpmiddelen). Vraag om feedback. | – Geef extra tijd als dat nodig is. – Focus op de moeilijkste onderwerpen. |
Dag 7 (Zondag) | Relax en kort herhalen: Herhaal in korte sessies (15-20 minuten), niet meer dan 2-3 keer. Zorg voor voldoende rust. | – Wees niet te streng: herhaal de kernpunten. – Zorg voor een rustige avond met ontspanning. |
© d-reader.com