Dyslexie

Wat is dyslexie?

Dyslexie is een leerstoornis die vooral invloed heeft op het vermogen om nauwkeurig en vloeiend te lezen, spellen en soms schrijven. Het heeft niets te maken met intelligentie, maar met hoe het brein informatie verwerkt, vooral taal.

Mensen met dyslexie hebben bijvoorbeeld moeite met:

Dyslexie is erfelijk en komt vaak al op jonge leeftijd aan het licht, bijvoorbeeld bij het leren lezen in groep 3 of 4. Met de juiste begeleiding kunnen mensen met dyslexie goed functioneren op school en in het dagelijks leven.

Dyslexie ontstaat door een aangeboren verschil in de manier waarop het brein taal verwerkt, vooral geschreven taal. Het heeft een neurologische basis en is vaak erfelijk.

1. Verschillen in hersenwerking

Bij mensen met dyslexie werken bepaalde hersengebieden die betrokken zijn bij taalverwerking (zoals het gebied van Broca en Wernicke) iets anders of minder efficiënt samen. Vooral de koppeling tussen klanken en letters (fonologisch bewustzijn) verloopt moeizamer.

2. Erfelijke aanleg

Dyslexie komt vaak voor in families. Als een ouder dyslexie heeft, is de kans groter dat een kind het ook heeft. Genetische factoren spelen dus een grote rol.

3. Invloed van omgeving

Hoewel dyslexie niet ontstaat door opvoeding of onderwijs, kunnen een taalrijke omgeving en goede begeleiding wel helpen om de gevolgen te verminderen. Andersom kunnen kinderen met een lichte vorm van dyslexie ernstigere problemen ontwikkelen als ze geen goede begeleiding krijgen.

4. Vroege signalen

Dyslexie ontstaat niet ineens op een bepaalde leeftijd, maar wordt meestal pas zichtbaar als een kind leert lezen en schrijven — meestal rond groep 3-4. Vroege signalen zijn moeite met rijmen, klanken onderscheiden of het onthouden van woordjes.

Kortom: dyslexie is geen gevolg van luiheid, te weinig lezen of slechte opvoeding, maar van een verschil in de werking van het brein — vaak vanaf de geboorte aanwezig.

Hoe wordt dyslexie vastgesteld?

  1. Observatie op school: Leerkrachten merken vaak als eerste op dat een kind moeite heeft met lezen of spellen.
  2. Extra begeleiding: Eerst wordt meestal extra ondersteuning geboden, zoals leesinterventies of remedial teaching.
  3. Diagnostisch onderzoek: Als de problemen blijven bestaan, wordt er onderzoek gedaan door een specialist, zoals een orthopedagoog of psycholoog. Hierbij wordt gekeken naar:

Een officiële diagnose wordt meestal gesteld op basis van deze testresultaten én het feit dat het probleem hardnekkig is, ondanks goede begeleiding.

Welke dyslexie vormen zijn er?

Dyslexie is geen éénvormige stoornis; er zijn verschillende vormen, afhankelijk van welke taalverwerkingsprocessen moeilijk verlopen. Hier zijn de meest erkende types of vormen van dyslexie:

1. Fonologische dyslexie (meest voorkomend)

  • Moeite met het koppelen van letters aan klanken (bijvoorbeeld: “k” aan de klank /k/).
  • Lezen gaat traag en spellend.
  • Problemen in het fonologische bewustzijn.
  • Komt vaak voor bij kinderen die al vroeg moeite hadden met rijmen of klankherkenning.

2. Surface dyslexie (oppervlaktedyslexie)

  • Moeite met het lezen van woorden die je niet letterlijk kunt uitspreken (bijv. “yoghurt”, “chaos”).
  • Vertrouwen te veel op fonetisch lezen, waardoor onregelmatige woorden fout worden gelezen.
  • Problemen in het orthografisch geheugen (het geheugen voor woordbeelden).

3. Diepe dyslexie (minder vaak)

  • Zowel fonologische als semantische fouten: bijvoorbeeld het lezen van “stoel” als “tafel”.
  • Ernstiger type, vaak na hersenletsel, maar soms ook bij kinderen met complexe leesproblemen.
  • Ook moeilijkheden met betekenis en grammaticale structuur van woorden.

4. Visuele dyslexie (niet officieel erkend, maar vaak genoemd)

  • Problemen met het herkennen van woordvormen als geheel.
  • Letters lijken te verspringen, spiegelen of te bewegen.
  • Kan samengaan met visuele stress of fixatieproblemen.

5. Automatiseringsstoornis (onderdeel van dyslexie)

  • Moeite met het automatiseren van lezen en spellen.
  • Woorden worden niet vanzelf herkend, lezen blijft traag.
  • Komt vaak voor in combinatie met andere leerproblemen zoals dyscalculie of ADHD.

Sommige mensen hebben een mengvorm, bijvoorbeeld zowel fonologische als visuele kenmerken. De precieze indeling kan per deskundige of onderzoek model iets verschillen.

Hieronder een praktische gids waarmee je kunt inschatten welke vorm van dyslexie iemand mogelijk heeft — vooral gericht op kinderen in de basisschool of onderbouw van het voortgezet onderwijs.

Hulp bij het herkennen van dyslexietypes

Let op: dit is geen officiële diagnose, maar een hulpmiddel om signalen te herkennen. Bij twijfel is het altijd verstandig een gespecialiseerde orthopedagoog of psycholoog in te schakelen.

Vraag of observatie Mogelijke vorm van dyslexie
Heeft je kind vooral moeite met klanken horen, rijmen, hakken/plakken van woorden? Fonologische dyslexie
Leest je kind woorden vaak letter voor letter, ook bekende woorden? Fonologische dyslexie
Maakt je kind fouten bij woorden die niet volgens de regels klinken (zoals ‘chaos’)? Surface dyslexie (oppervlaktedyslexie)
Leest je kind woorden fonetisch goed, maar herkent ze niet als geheel? Surface dyslexie
Verwisselt je kind woorden met een andere betekenis (bijv. “stoel” wordt “tafel”)? Diepe dyslexie (zeldzaam, mogelijk complexer)
Zegt je kind dat de letters bewegen, dansen of draaien op de pagina? Visuele dyslexie / visuele stress
Leest je kind redelijk goed, maar blijft het tempo altijd traag en gespannen? Automatiseringsprobleem (komt vaak voor)
Zijn er ook aandacht- of geheugenproblemen? Mogelijk dyslexie + comorbiditeit (zoals ADHD)

Voorbeeldsignalen per type

Fonologische dyslexie:

  • Moeite met rijmen, beginklanken herkennen.
  • Kan niet snel zeggen of twee woorden met dezelfde klank beginnen.
  • Lezen van nieuwe woorden is extra moeilijk.

Surface dyslexie:

  • Leest “visueel” bekende woorden vlot, maar struikelt over onregelmatige.
  • Leest “chauffeur” als “sjofeuwr”.
  • Schrijft woorden zoals ze klinken: “fotoh” in plaats van “foto”.

Visuele dyslexie:

  • Klachten over hoofdpijn, wiebelende tekst of vermoeidheid bij lezen.
  • Verwisselt letters zoals b/d of p/q.
  • Vermijdt lezen, ook al lijkt het technisch kunnen aanwezig.

Automatiseringsprobleem:

  • Blijft moeite houden met tempo, ook na veel oefenen.
  • Heeft veel moeite met tafels, dagen van de week, maanden.
  • Vaak ook zwakke spelling ondanks veel herhaling.

Hieronder een eenvoudige observatielijst voor gebruik thuis of in de klas.

Top! Hier is een eenvoudige en praktische observatielijst om signalen van dyslexie (en de mogelijke vormen ervan) thuis of in de klas te herkennen. Je kunt de lijst afdrukken of invullen als hulpmiddel voor een gesprek met een leerkracht, intern begeleider of dyslexiespecialist.

A. Fonologische vaardigheden (klankverwerking)

A. Vraag of kenmerk

Heeft moeite met rijmen (bijv. “kat – mat” herkennen)
Kan woorden niet goed in klanken splitsen (hakken/plakken)
Heeft moeite met het leren van letter-klankkoppelingen
Leest vaak spellend of letter voor letter
Schrijft woorden fonetisch, zoals “komeet” → “komet”
→ Als meerdere vakjes hier “Ja” zijn aangekruist, duidt dat op fonologische dyslexie.

B. Visueel en orthografisch (woordbeelden/letterherkenning)

Leest correcte klanken, maar herkent geen bekende woordbeelden
Heeft moeite met onregelmatige woorden (“chaos”, “bureau”)
Verwisselt vaak letters (zoals b/d, p/q of ui/ie)
Zegt dat tekst beweegt of moeilijk te zien is
→ Als vooral deze vakjes “Ja” zijn: mogelijk surface dyslexie of visuele stress.

C. Automatiseren en tempo

Leest traag, zelfs bij bekende woorden
Heeft veel moeite met het onthouden van tafels, dagen, maanden
Moet blijven nadenken bij klanken of spellingregels
→ Veel “Ja”? Dan speelt waarschijnlijk een automatiseringsprobleem mee.

D. Extra signalen

Komt dyslexie voor in de familie?
Is er sprake van faalangst of frustratie bij lezen of schrijven?
Is het verschil tussen mondelinge taal en schriftelijk niveau opvallend groot?

Eindoordeel (op basis van observatie):
🡒 Verdere screening/diagnostiek gewenst? Ja / Nee
🡒 Vermoedelijke dyslexievorm(en):

Hoe kun je omgaan met dyslexie?

Voor kinderen (en volwassenen) met dyslexie helpt het om:

  • hulpmiddelen te gebruiken, zoals:
    • voorleessoftware,
    • voorleespen (D-READER, Scanspraakpen)
    • spellingcontrole of dicteersoftware,
    • luisterboeken;
  • meer tijd te krijgen bij toetsen of examens;
  • een aangepast lesaanbod te volgen, met nadruk op klankherkenning en leesstrategieën;
  • zelfvertrouwen te versterken, door talenten en sterke kanten te benadrukken (dyslexie betekent niet dat je ‘dom’ bent).

Tips voor ouders van een kind met dyslexie:

  • Toon begrip en geduld: Erken dat lezen en spellen moeilijk is, maar moedig je kind aan om door te zetten.
  • Werk samen met school: Blijf in contact met leerkrachten en vraag om aangepaste ondersteuning of hulpmiddelen.
  • Maak lezen leuk: Kies boeken die je kind interessant vindt en gebruik luisterboeken of de dyslexie voorleespen om de tekst voor te laten lezen..
  • Let op het zelfvertrouwen: Geef complimenten voor inzet, niet alleen voor resultaten.

Tips voor leerkrachten:

  • Differentieer: Geef aangepaste opdrachten of toets vormen (bijv. mondeling i.p.v. schriftelijk).
  • Gebruik visuele en auditieve ondersteuning: Werk met pictogrammen, kleuren, en laat teksten voorlezen met een dyslexiepen.
  • Geef meer tijd: Laat leerlingen rustig werken aan toetsen en taken.
  • Focus op inhoud, niet alleen op spelling: Beoordeel bij werkstukken en toetsen ook de inhoudelijke kwaliteit.

Tips voor mensen met dyslexie zelf (kind of volwassene):

  • Wees niet bang om hulp te vragen: Gebruik de tools en ondersteuning die je nodig hebt, daar is niets mis mee.
  • Gebruik technologie: Spraak-naar-tekst apps, voorleesfuncties, dyslexie voorleespen, en spellingcontrole kunnen enorm helpen.
  • Ken je sterke kanten: Mensen met dyslexie zijn vaak creatief, goed in probleemoplossing en visueel sterk.
  • Blijf oefenen: Lezen en schrijven kunnen verbeteren met gerichte oefening, zelfs als het langzaam gaat.

Extra tip:

Vraag op school of er een dyslexieverklaring is ingediend – daarmee heb je vaak recht op extra tijd bij toetsen, gebruik van voorleessoftware, of aangepaste materialen.

Dyslexie gaat helaas niet “voorbij” — het is een blijvende leerstoornis. Maar: de gevolgen ervan kunnen wel sterk verminderen met goede begeleiding, strategieën en hulpmiddelen.

Wat er wél kan veranderen:

  • Kinderen worden vaak beter in lezen en spellen naarmate ze ouder worden, vooral met ondersteuning.
  • Volwassenen met dyslexie leren vaak compenseren met hulpmiddelen (zoals tekst-naar-spraak of spellingcontrole).
  • Zelfvertrouwen groeit, en ze ontwikkelen vaak sterke strategieën om hun zwakke kanten op te vangen.

Maar:

  • Iemand met dyslexie blijft meestal moeite houden met lezen onder tijdsdruk, nieuwe woorden spellen of nauwkeurig schrijven.
  • Zonder ondersteuning kunnen de problemen zelfs in het voortgezet onderwijs of later weer zichtbaar worden.

Dus: dyslexie gaat niet over, maar je kunt er prima mee leren omgaan – en veel mensen met dyslexie functioneren uitstekend in studie, werk en dagelijks leven.

Voorbereidingsplan voor een toets met dyslexie

  • hulpmiddelen te gebruiken, zoals:
    • voorleessoftware,
    • voorleespen (D-READER, Scanspraakpen)
    • spellingcontrole of dicteersoftware,
    • luisterboeken;
  • meer tijd te krijgen bij toetsen of examens;
  • een aangepast lesaanbod te volgen, met nadruk op klankherkenning en leesstrategieën;
  • zelfvertrouwen te versterken, door talenten en sterke kanten te benadrukken (dyslexie betekent niet dat je ‘dom’ bent).

1. Vroeg beginnen (minimaal 5-7 dagen van tevoren)

  • Deel de leerstof op in kleine stukjes.
  • Maak een planning op papier of in een planner-app (zoals Klassenwerk of Schoolagenda).
  • Plan kort (20-30 min.) per dag, met pauzes.

2. Lezen met ondersteuning

  • Gebruik voorleessoftware (zoals TextAid of Kurzweil) of luister mee terwijl iemand anders voorleest.
  • Laat de tekst visueel ondersteunen: markeer belangrijke woorden en schrijf samenvattingen.

3. Begrijpend leren i.p.v. uit het hoofd stampen

  • Gebruik mindmaps of schema’s in plaats van lange lappen tekst.
  • Maak flashcards (eventueel digitaal met apps zoals Quizlet of WRTS).
  • Laat iemand vragen stellen over de stof (mondeling oefenen werkt vaak beter dan schriftelijk leren).

4. Herhaling met actieve werkvormen

  • Gebruik spelletjes (bijv. memory of kaartjes met vragen).
  • Oefen toetsvragen (eventueel met extra tijd).
  • Wissel af: lezen, luisteren, schrijven, spreken.

5. Dag voor de toets

  • Herhaal alleen de kern (kort en zonder stress).
  • Leg spullen klaar (dyslexieverklaring, hulpmiddelen, pennen, enz.).
  • Ga op tijd slapen – vermijd ‘nachtje doorleren’.

6. Op de toetsdag

  • Vraag om extra tijd of voorleesondersteuning als dat mag.
  • Begin met de makkelijke vragen.
  • Markeer instructies met een markeerstift als je snel afgeleid raakt.

Tip voor ouders en begeleiders: Help bij het plannen en vraag elke dag kort: “Wat heb je vandaag geoefend?” – korte check-ins helpen kinderen met overzicht en motivatie.

Extra Tips voor de Begeleider:

  • Plan rust en pauzes in: Dit helpt om overbelasting te voorkomen, vooral voor kinderen met dyslexie.
  • Gebruik hulpmiddelen: Zorg dat er genoeg hulpmiddelen zijn (voorleessoftware, dyslexie voorleespen, extra tijd bij toetsen, rustige werkruimte).
  • Bied emotionele steun: Moedig je kind aan, zelfs als het niet alles begrijpt. Focus op de vooruitgang die ze maken.
  • Zorg voor voldoende slaap: Een goede nachtrust helpt bij het onthouden en concentreren tijdens de toets.

Weekrooster voor Toetsvoorbereiding (7 dagen)

Dag

Activiteit

Tips

Dag 1 (Maandag)

Start met planning en overzicht: Kijk samen naar het toetsmateriaal en maak een lijst van te leren onderwerpen. Begin met de moeilijkste onderwerpen.

– Verdeel de stof in kleinere stukjes. – Begin met een kort overzicht (max. 30 min.).

Dag 2 (Dinsdag)

Lezen en samenvatten: Lees samen de teksten, laat voorlezen door een app of iemand anders, en maak samen een samenvatting in eigen woorden.

– Gebruik voorleessoftware zoals TextAid. – Maak een kortere samenvatting met de belangrijkste punten.

Dag 3 (Woensdag)

Flashcards maken en oefenen: Maak flashcards van de belangrijkste feiten en termen. Oefen het stellen van vragen en antwoorden.

– Gebruik apps zoals Quizlet om digitale flashcards te maken. – Oefen mondeling met vragen stellen.

Dag 4 (Donderdag)

Mindmaps en schema’s maken: Werk samen aan visuele schema’s of mindmaps van de leerstof. Dit helpt bij de structuur en het overzicht.

– Maak de mindmaps visueel aantrekkelijk en helder. – Gebruik kleur om belangrijke info te markeren.

Dag 5 (Vrijdag)

Herhaling en oefeningen: Oefen met voorbeeldtoetsen of vragen, liefst mondeling. Zorg voor tijdige pauzes.

– Gebruik voorbeeldtoetsen die beschikbaar zijn (of stel zelf vragen). – Herhaal alleen de kern.

Dag 6 (Zaterdag)

Test jezelf: Oefen met een “mini-toets” onder toetsomstandigheden (tijdsdruk, zonder hulpmiddelen). Vraag om feedback.

– Geef extra tijd als dat nodig is. – Focus op de moeilijkste onderwerpen.

Dag 7 (Zondag)

Relax en kort herhalen: Herhaal in korte sessies (15-20 minuten), niet meer dan 2-3 keer. Zorg voor voldoende rust.

– Wees niet te streng: herhaal de kernpunten. – Zorg voor een rustige avond met ontspanning.